Loading

100
Schilderij door George Hendrik Breitner genaamd Bouwterrein in Amsterdam. 1880. Een heel normaal aangezicht voor een stad in deze dagen. Stedelingen klaagden steen en been, omdat ze altijd wel te maken hadden met grote bouwterreinen en openliggende straten.
''Volksvijand nummer één"
Woningnood in Nederland
Een strijd die ons land al meer dan een eeuw in zijn greep houdt.
Al sinds de 19e eeuw heeft Nederland te maken met woningnood. Hoe heeft dit probleem zich door de geschiedenis heen ontwikkeld, en welke gebeurtenissen hebben een blijvende invloed gehad op het wonen in Nederland?
Van middeleeuwse
naar moderne stad.
Van opdrukkende industrialisatie en verstedelijking naar een koninkrijk vol sloppen.

In het midden van de 19e eeuw trekken mensen massaal naar de steden, op zoek naar werk en een beter bestaan in de snel opkomende fabrieken.

De werkelijkheid blijkt echter grauw. Veel arbeiders worden uitgebuit, en in de overbevolkte steden profiteren huisjesmelkers van de situatie door mensen onder te brengen in tochtige sloppen, vochtige kelders en overvolle mensenpakhuizen.

Nederland verandert in een gesegregeerd krottenland, waarin de helft van de bevolking verkommert in erbarmelijke omstandigheden.
Sociale onrust was het gevolg en de gebrekkige hygiëne zorgde ervoor dat cholera-epidemieën gemakkelijk oprukten.
In 1844 riep sociaalpredikant Ottho Heldring op tot navolging van goede en betaalbare woningen in Nederland. Samen met zijn Amsterdamse vrienden richtte hij in 1852 de eerste Nederlandse woningbouwvereniging op: de Vereeniging ten behoeve der Arbeidersklasse te Amsterdam.
‘Sterft gij oude vormen en gedachten.’
Verandering hangt in de lucht. De opbouw van de volkshuisvesting en het begin van de Nederlandse verzorgingsstaat.
Rond 1900 vonden er ingrijpende veranderingen plaats. Arbeiders organiseerden zich en er ontstonden nieuwe moderne opvattingen over gezondheid, wonen en onderwijs.

In de politiek vochten socialisten voor betere omstandingheden voor arbeiders. Daarnaast werd het besmettingsgevaar in dichtbevolkte stadswijken een belangrijke drijfveer voor het verbeteren van de volkshuisvesting.

In de troonrede van 1898 kondigde koningin Wilhelmina een reeks sociale wetten aan die de fundamenten zouden leggen voor de Nederlandse verzorgingsstaat.
Samuel van Houten, indiener van de in 1874 aangenomen Wet op
de Kinderarbeid (‘Het Kinderwetje’), wordt bedankt door moeder
en kinderen. Lithografie van Elias Spanier, 1874, Amsterdam.
Artikel betreffend de aanvraag voor vrijstelling van Leerplichtwet uit Frisia (Dagblad van het Noorden) 26 januari 1901.
Toch moest de huizenbouw lange tijd op zich laten wachten. De strengere eisen voor woningen en tekorten aan bouwmaterialen naar aanleiding van de Eerste Wereldoorlog zorgden ervoor dat de particuliere bouwproductie verzandde. Ook woningbouwverenigingen lukt het niet om zogenaamde woningwetwoningen te bouwen tegen een kostendekkende prijs.

Pas na 1920 kwam er, mede dankzij het Middenstandsbesluit van 1919, een explosieve groei in de woningbouw. Dit besluit hield een premie in voor het bouwen van middenstandswoningen, zowel door gemeenten, woningbouwverenigingen als particuliere bouwers, in de vorm van een hypothecaire geldlening waarvoor de gemeente garant stond. Ook belangrijk was het Verdrag van Versailles wat ervoor zorgde dat de aanvoer van grondstoffen en bouwmaterialen weer op gang kwam en prijzen verlaagde.De regeling was zo succesvol dat het in 1921 alweer werd afgebouwd. Alleen in gemeente waar aantoonbaar aan woningnood werd geleden kregen mondjesmaat rijksvoorschotten voor krotopruiming en de bouw van de minimale woningwetwoningen. Betere arbeiderswoningen en middenstandswoningen werden aan commerciële partijen overgelaten.
De wederopbouw.
De verwoesting naar aanleiding van de Tweede Wereldoorlog is groot en ingrijpend; honderdduizenden woningen zijn verwoest of hebben grote reparaties nodig. De woningnood steekt wederom de kop op.
Het tekort aan woningen is schrikbarend. De opkomende babyboom vlak na de Tweede Wereldoorlog maakt het daarmee niet makkelijker.

De woningnood wordt tot volksvijand nummer 1 verklaard. Bouwen, bouwen, bouwen is het credo.


Deze bouwperiode, van 1945 tot ongeveer 1965, wordt ook wel ‘de wederopbouw’ genoemd. Het was een wederopbouw die niet alleen het herstel van oorlogsschade omvatte, maar waarin men zich ook richtte op de bouw van een nieuwe samenleving. Deze periode is van groot belang voor Nederland, want nooit in de geschiedenis is er zoveel gebouwd in zo’n korte tijd.
Typerend voor de wederopbouw is het idee van de maakbaarheid van de samenleving. Stedenbouw werd ingezet als instrument om een betere mens en daarmee een betere maatschappij te creëren, en bood tevens kaders voor de architectonische invulling. Kenmerkend voor de opzet van veel naoorlogse wijken is de ‘wijkgedachte’, die gericht was op gemeenschapsvorming. Deze principes liggen ten grondslag aan de wijken zoals we die nu kennen, met groen, vijvers, licht en ruimte.
Oproep 'Red een pandje'.
'Geen woning, geen kroning!' De opkomst van de kraakbeweging.
Zo luidde de kreet van jongere krakers tijdens het groot protest bij de troonopvolging van prinses Beatrix in 1980.

Hoewel er in de voorgaande decennia zeker flink werd gebouwd, bleef de woningnood aanhouden. Sterker nog, de behoefte naar woningen blijft tot vandaag de dag hard doorgroeien.

Wat ook niet meehielp is dat de kwaliteit van de woningen waren veelal ondergeschikt aan de kwantiteit. Naast tekorten stonden ook veel woningen leeg door speculerende huizenbezitters die hoopten er centen mee te verdienen. De eerste georganiseerde kraak gebeurt in 1964, waarin het blad Propria Cures onder de kop Red een pandje opriep tot het kraken van leegstaande panden in de wijk Kattenburg, Amsterdam.

De groeiende kraakbeweging en protesten monde zich uit in een geweldsescalatie ook wel benoemd als de kroningsrellen van 1980.